#188: Bent u wel onpartijdig?
Afgelopen vrijdag, 14 oktober jl., vond de vierde landelijke Hertoghs pleitwedstrijd plaats in de (bijzondere) rechtbank in Breda. Studenten fiscaal recht en studenten strafrecht hebben met verve de zaak voor het Openbaar Ministerie en de verdachte bepleit aan de hand van een dossier dat nauwelijks van echt te onderscheiden was. De bijzondere zittingscombinatie bestaande uit een frauderechter, een officier van justitie en een advocaat hebben de studenten laten voelen hoe het is om écht in de rechtbank te staan. En de cliënt deed ook een duit in het zakje door de adviezen van zijn advocaten prompt te vergeten bij het binnentreden van de zittingszaal. Alle hens aan dek voor de procespartijen dus. En ook dit jaar zocht de rechtbank de grens van de schijn van partijdigheid op. Maar wat doe je als de rechter tegen de verdachte zegt: maar ik geloof u gewoon niet?
De eerste reactie is veelal: dat kan echt niet! Zo meenden ook de studenten. In zo’n geval ligt wraking – in de zin van artikel 513 Wetboek van Strafvordering – van die bewuste rechter voor de hand. Toch is het vaak niet eenvoudig de afweging te maken om een rechter of de rechtbank te wraken. Is je cliënt gebaat bij weer uitstel van de zaak? En wat zal het effect zijn als de wraking niet succesvol is? De bewuste rechter zal dan toch een oordeel moeten vellen over jouw cliënt. Enerzijds kan een wrakingsverzoek – ook als dat niet-succesvol blijkt – de rechters op scherp zetten in die zin dat zij zo onpartijdig mogelijk proberen te acteren. Anderzijds kan het tot effect hebben dat de rechter minder geneigd is de wrakende partij ter wille te zijn. Al deze vragen zijn eigenlijk onmogelijk te beantwoorden, want we kunnen nu eenmaal niet in de hoofden van de rechters kijken. Maar hoe je het ook went of keert, procespartijen zullen een beslissing moeten nemen. Een wrakingsverzoek kan niet achteraf worden ingediend omdat een der partijen de uitkomst toch niet zint.
De keuze om een wrakingsverzoek al dan niet in te dienen is en blijft niet eenvoudig. Legio voorbeelden in de jurisprudentie tonen aan dat de uitkomsten wisselend zijn. Voorbeelden zijn terug te vinden in onder meer #030, #047, #128 en #157. Bepalend is of de twijfel van een partij aan de onpartijdigheid van de rechter door objectieve factoren wordt gerechtvaardigd. Bij de beoordeling daarvan moet voorop staan dat een rechter vanuit zijn functie wordt geacht onpartijdig te zijn. Van die onpartijdigheid is geen sprake meer indien zich omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren ‘voor het oordeel dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat bij die partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is’ (HR 24 oktober 1995 NJ 1996, 484). Dat was bijvoorbeeld aan de orde in het vonnis van Rechtbank Gelderland van 2 maart 2016. In die zaak bemoeide de voorzitter zich teveel met de regie van de tenlastelegging van het Openbaar Ministerie. In dat geval werd aangenomen dat de vrees voor vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd was.
Maar niet alleen de verdediging dient wrakingsverzoeken in. Ook het Openbaar Ministerie twijfelt weleens aan de partijdigheid van de rechtbank. Een voorbeeld hiervan is de beslissing van 10 oktober 2016 van Rechtbank Gelderland. In deze zaak was het Openbaar Ministerie het niet eens met de geplande zittingsdatum. De zaaksofficier was op die dag namelijk verhinderd. De rechtbank gaf geen gehoor aan het verzoek om de zitting te verplaatsen waarop het Openbaar Ministerie een wrakingsverzoek indiende. De reden was dat het – gelet op de complexiteit van de zaak – noodzakelijk was dat de zaaksofficier zelf bij de behandeling aanwezig was. Een vervanger kon hij niet sturen. Het Openbaar Ministerie kon hier ‘slechts uit opmaken dat de raadkamer zich kennelijk al een zodanig oordeel over het beklag tegen het beslag heeft gevormd, dat de raadkamer geen behoefte meer heeft aan een inhoudelijk deskundig advies ter zitting van een lid van het Openbaar Ministerie’. De wrakingskamer wilde hier niets van weten. De belangen van alle partijen, waaronder de spoedeisendheid van de behandeling van de zaak en de lange duur van het beslag waar de procedure op zag, zijn in de afweging betrokken om het aanhoudingsverzoek af te wijzen. Daarbij wordt nog opgemerkt dat de zittingsdatum tijdig bekend was waardoor overdracht aan een collega of een aanvullend verweerschrift opties hadden kunnen zijn.
Wat is jouw ervaring met wraking? Zie jij opmerkingen weleens door de vingers omwille van het risico van het effect van een niet-succesvolle wraking?
En hoe het is afgelopen in Breda? Op het vonnis van de bijzondere rechtbank moeten we nog even wachten, maar Groningen is als beste team uit de bus gekomen en Maastricht leverde de beste pleiter!
No Comments