#479: Het stappenplan toegepast

In witwaszaken waar sprake is van een onbekend gronddelict, is het stappenplan dat de rechterlijke macht gebruikt voor het beantwoorden van de vraag of geld ‘afkomstig is uit enig misdrijf’ niet meer weg te denken. Wij hebben hierover ook al in diverse Vaklunches geschreven. Voor een heldere uiteenzetting hiervan verwijzen wij naar bijvoorbeeld Vaklunch #355. Hoe het stappenplan wordt toegepast in de jurisprudentie is net zo interessant als het stappenplan zelf. Wij kwamen nu een mooi arrest tegen van het gerechtshof Amsterdam dat op een aantal punten op relevante wijze invulling geeft aan het stappenplan.LEES VERDER

#478: Door de bank genomen

Sinds de druk op banken is opgevoerd vanuit Europa en de verschillende toezichthouders, nemen banken hun anti-witwascontroles heel serieus. Banken hebben omvangrijke afdelingen opgezet om deze controles naar de herkomst van transacties uit te voeren. Deze afdelingen voeren vele en intensieve controles door klanten uiteenlopende vragen te stellen op basis van uitgebreide Know Your Customer (KYC)-controlelijsten. Blijkt uit de beantwoording van die vragen dat de klant niet aan alle regels en eisen voldoet of worden niet alle vragen beantwoord? Dan kan dat leiden tot opzegging van de klantrelatie. En aanvullende aangescherpte wetgeving voor banken is alweer aanstaande. Op deze werkwijze is niet alleen vanuit de klanten van de bank kritiek, de bancaire wereld heeft dat zelf ook getuige de uitlatingen in de pers van betrokkenen bij ABN en de procedure tegen DNB door Bunq. Schiet de werkwijze zijn doel voorbij?LEES VERDER

#476: ‘Nothing to declare’

Een van de belangrijkste beginselen van het strafrecht is het ‘ne bis in idem’-beginsel, neergelegd in artikel 68 Wetboek van strafrecht (Sr). Letterlijk vertaald betekent ne bis in idem ‘niet twee keer voor hetzelfde’. Het beginsel heeft dan ook ten doel te voorkomen dat een persoon twee keer voor hetzelfde feit in rechte wordt betrokken. In het Nederlandse strafrecht geldt dit op grond van artikel 68 (lid 2) Sr ook voor veroordelingen door een niet-Nederlandse strafrechter. De voorwaarde is dan wel dat de opgelegde straf is uitgevoerd. Maar wanneer is nu sprake van ‘hetzelfde feit’? In de praktijk blijkt het antwoord op deze vraag vanwege de vergelijking tussen de juridische aard van de feiten en de gedragingen van de verdachte niet eenvoudig. Zo ook in de zaak in een recente conclusie van A-G Spronken.

In deze zaak is de verdachte in Zwitserland op grond van artikel 305bis (lid 2) van het Schweizerisches Strafgesetzbuch veroordeeld voor het gekwalificeerd witwassen van geld. De zaak ging over een geldtransport door de verdachte via Schiphol, waarbij 49.600 euro en 12.100 Zwitserse frank in beslag is genomen. Na de onherroepelijk geworden veroordeling voor witwassen door de Zwitserse rechter heeft de verdachte de in Zwitserland opgelegde gevangenisstraf uitgezeten. Maar daarmee was de kous niet af.

Voor exact hetzelfde geldtransport wordt de verdachte vervolgens namelijk ook in Nederland vervolgd voor witwassen. Daarnaast wordt hem het (opzettelijk) niet voldoen aan de aangifteplicht ex artikel 10:1 (leden 4 en 5) van de Algemene douanewet (oud) ten laste gelegd. In hoger beroep oordeelt het hof dat het ne bis in idem-verweer wel opgaat voor het tenlastegelegde witwassen, maar niet voor het niet doen van de aangifte. Volgens het hof is het witwassen namelijk een andere gedraging dan het niet doen van aangifte, en is er dan ook geen sprake van hetzelfde feit. Immers: ‘Dat iemand crimineel geld invoert, impliceert niet dat hij daarvan geen aangifte doet’, aldus het hof. Dit betekent dat de verdachte ten aanzien van hetzelfde feitencomplex qua gedraging, tijd, plaats en omstandigheden een tweede keer wordt veroordeeld, terwijl hij zijn straf ten aanzien van de eerste keer al heeft uitgezeten.

A-G Spronken kan zich niet verenigen met het oordeel dat het niet voldoen aan de aangifteplicht een ander feit is dan het witwassen. Zij meent dat de aard en kennelijke strekking van het bij binnenkomst in Nederland heimelijk voorhanden hebben van een geldbedrag dat uit misdrijf afkomstig is in de kern niet afwijkt van het niet voldoen aan de aangifteplicht. Deze feiten zijn volgens haar dan ook aan te merken als ‘hetzelfde feit’ in de zin van artikel 68 Sr. De A-G meent dat het feit dat de identieke gedragingen van de verdachte onder verschillende delictsomschrijvingen vallen en het feit dat de verplichting tot het doen van aangifte zowel crimineel als niet-crimineel geld kan betreffen, daar niet aan afdoet. Immers is niet nodig dat de strekking van verschillende delictsomschrijvingen dezelfde is.

Wij sluiten ons graag aan bij de opvatting van A-G Spronken. Hoewel de rechtspraak ook een andere invalshoek laat zien (zie o.a. Vaklunch #466), voorkomt de door A-G Spronken voorgestane lijn onzes inziens onnodig dubbele vervolgingen voor hetzelfde feitencomplex. Het draagt bij aan de rechtszekerheid voor de betrokkene en daarnaast kan de capaciteit van de opsporingsautoriteiten voor andere zaken worden ingezet. Wij kijken met veel belangstelling uit naar het arrest van de Hoge Raad.

Heb je vragen over of wil je hierover van gedachten wisselen met ons? Neem dan contact op met ons op via vaklunch@hertoghsadvocaten.nl.

#464: (G)een schot hagel bij internationale onderzoeken!

Transparency International (TI) concludeert op basis van de eind januari 2022 verschenen Corruption Perceptions Index (CPI) dat de corruptiebestrijding in Nederland stagneert. Dat baart TI ernstig zorgen. Met name ‘Nederlandse financiële structuren’ vormen volgens TI een obstakel in de aanpak van corruptie wereldwijd en witwassen wordt een punt van aanpak genoemd. Daarom komt de non-profit organisatie met een aantal aanbevelingen, waaronder de bestrijding van grensoverschrijdende corruptie. Deze aanbeveling heeft echter als risico dat internationale opsporing verder zal versplinteren, met alle gevolgen van dien voor de rechtsbescherming van verdachte (rechts)personen in onderzoeken naar grensoverschrijdende geldstromen.LEES VERDER

#460: Het witwasstappenplan is geen “back-up”

Vervolging voor witwassen blijft hoog op het lijstje van het Openbaar Ministerie staan. Helaas komt het nog steeds voor dat het onderzoek van het Openbaar Ministerie gebrekkig is (zie ook Vaklunch #410), terwijl de eisen die aan een witwasonderzoek worden gesteld in de jurisprudentie steeds duidelijker omlijnd worden. Het zogenaamde “stappenplan” voor het onderzoek naar witwassen met een onbekend gronddelict maakt het ook mogelijk dat het Openbaar Ministerie zonder concreet bewijs van een gronddelict een veroordeling voor witwassen kan bereiken. Steeds vaker houdt het Openbaar Ministerie dat stappenplan achter de hand, voor het geval het gronddelict dat het op het oog heeft niet bewezen kan worden. Ons inziens is het stappenplan niet voor die situatie bedoeld, maar zelfs als dat wel zo zou zijn, dan ontslaat dat het Openbaar Ministerie niet van de plicht gedegen onderzoek conform dat stappenplan te doen.LEES VERDER

#454: Een nieuw jaar, een nieuw team

Een kleine terugblik op het afgelopen jaar leert ons dat de Covid-19 pandemie de rechtspraktijk niet heeft doen stilstaan. Vorig jaar hoopten wij dat in de nasleep van de toeslagenaffaire het jaar 2021 in het teken zou staan van de rechtsbescherming. En hoewel we er nog lang niet zijn, lijken rechters soms kleine stapjes in de juiste richting te zetten.

De ontwikkelingen op dit moment in onze praktijk zijn enorm groot; van een nieuw Europees Openbaar Ministerie tot een veelvoud aan nieuwe zaken op het gebied van cybercrime en corruptie. Zaken waar de grenzen nog grijs gekleurd zijn. Prachtige nieuwe uitdagingen voor het jaar 2022 liggen dus in het verschiet!

En ook Vaklunch.nl maakt een mooie ontwikkeling door. In het jaar 2022 zullen wij nog steeds elke woensdag een artikel met jullie delen over een onderwerp dat ons aan het hart gaat. Maar vanaf 2022 breiden wij ons team uit met Luce Smithuijsen, Judith Gijsen en Linda Gruijthuijsen. Afgelopen zomer waren zij al gastschrijver bij Vaklunch.nl maar we zijn ontzettend blij dat we hen nu vast bij ons team mogen verwelkomen.

Voor nu wensen wij iedereen hele fijne feestdagen en een gelukkig maar vooral gezond Nieuw Jaar!

Hartelijke groeten,

Mariëlle Boezelman & Judith de Boer

Hertoghs Advocaten

N.B. De eerstvolgende Vaklunch verschijnt op 5 januari 2022

#452: Strafrechter mag niet op de stoel van de inspecteur zitten

De verhouding tussen het fiscale recht en het strafrecht blijft interessante vraagstukken leveren. De wet bevat bepalingen om te voorkomen dat de strafrechter op de stoel van de inspecteur gaat zitten. Artikel 74 AWR is daarvan een voorbeeld (zie ook Vaklunch #399). Veel duidelijker kan een wetsbepaling niet zijn zou je denken. Toch levert deze bepaling nog wel eens discussies op. Want wat is de werking van artikel 74 AWR als de navorderingsbevoegdheid van de inspecteur is verjaard? Kan het Openbaar Ministerie dan wel fiscaal nadeel ontnemen? En wat als fiscale delicten in een commuun jasje worden gegoten of een fiscaal delict het gronddelict voor witwassen is?LEES VERDER

#451: “Weg met onzinbeslag”

Dat het Openbaar Ministerie vrij ijverig is met het leggen van beslag zullen veel advocaten wel herkennen. Als het gaat om het opheffen van die beslagen is die ijver echter nergens meer te bekennen. Het lijkt soms alsof officieren van justitie het moeilijk vinden een beslissing te nemen op een verzoek van de verdediging om het beslag (gedeeltelijk) vrij te geven. Hoewel we met z’n allen bijna gewend zijn geraakt aan deze vreemde situatie, blijken er toch ook officieren van justitie te zijn die aanleiding zien om deze praktijk te veranderen. “Weg met onzinbeslag”, zo luidt het veelbelovende artikel in het tijdschrift Opportuun. LEES VERDER

#447: Melden om het melden

Een recordaantal meldingen van ongebruikelijke transacties, zo blijkt uit een recent artikel op NOS.nl. Daarin wordt vermeld dat de Financial Intelligence Unit (FIU) tot november 2021 al meer meldingen van ongebruikelijke transacties heeft ontvangen dan in heel 2020. De verwachting is dat het aantal meldingen dit jaar boven de miljoen zal zijn. Maar wat is het effect van zoveel meldingen? Of zijn banken vooral aan het melden om het melden?

In Vaklunch #350 en #334 schreven wij al over de steeds verdergaande anti-witwaswetgeving en daarmee verbonden meldplicht voor banken. Die is gebaseerd op de Wet ter voorkoming van witwassen en het financieren van terrorisme (hierna: de Wwft). Op grond van de Wwft dienen onder andere financiële ondernemingen, waaronder dus banken, ongebruikelijke transacties te melden.

Voor banken betekent deze meldplicht dat zij alle transacties die via hun diensten lopen moeten monitoren. Inmiddels nemen banken die plicht ook serieus. In de afgelopen jaren zijn ruim 12.000 mensen opgeleid die zich bezighouden met alleen de Wwft-verplichtingen. Het is een arbeidsmarkt op zich. Wij leiden daaruit af dat de schikkingen met ABN Amro en ING een duidelijke signaalfunctie hebben gehad. In het met de ABN Amro-schikking samenhangende feitenrelaas (zie hierover ook Vaklunch #340) schrijft het OM dan ook dat het monitoren van transacties van cliënten een belangrijk middel is om ongebruikelijke transacties te identificeren. Dus melden zal je.

Maar ondanks deze inspanningen van de banken blijkt uit het jaarverslag van de FIU over 2020 dat van de ruim 700.000 gemelde ongebruikelijke transacties, ‘slechts’ ruim 100.000 daadwerkelijk door de FIU verdacht werden bevonden. Dat leidde uiteindelijk tot ‘slechts’ 20.000 strafdossiers. De Nederlandse Vereniging voor Banken wijdt dat aan een capaciteitsprobleem bij de FIU. Maar wat ons betreft tonen deze cijfers aan dat óf de bepalingen in de Wwft veel te ruim zijn, of dat instellingen – waaronder banken – vooral melden om het melden.

Hoewel het gelet op de recente schikkingen zeer begrijpelijk is dat financiële ondernemingen hun meldplicht scherp in het vizier houden, leidt de huidige meldpraktijk allerminst tot effectieve handhaving. Bovendien heeft dit weer direct effect op de verdedigingsrechten.

In de eerste plaats worden wij in onze praktijk regelmatig geconfronteerd met opsporingsonderzoeken die zijn gebaseerd op FIU-meldingen van enkele jaren oud. Dit tijdsverloop bemoeilijkt de waarheidsvinding, omdat het voor opsporingsinstanties en de verdediging steeds lastiger wordt om feiten uit een ver verleden te reconstrueren.

In de tweede plaats ontstaat het beeld dat de overheid willekeurig omgaat met het starten van een strafrechtelijk onderzoek. Dit roept bij cliënten – terecht – de vraag op waarom de ene Wwft-melding wel wordt opgepakt, en de andere niet.

In de derde plaats zien wij dat banken in het kader van hun Wwft-verplichtingen vaak verregaande vragen stellen, die er in het slechtste geval toe leiden dat de bank de relatie met de klant opzegt. Dit heeft grote gevolgen voor cliënten. Terwijl het dus nog maar de vraag is of die Wwft-melding uiteindelijk door de FIU als ‘verdacht’ wordt bestempeld. Ook dit is nauwelijks aan cliënten uit te leggen.

Deze drie voorbeelden laten zien dat in het huidige Wwft-beleid de rechten van verdachte cliënten verder onder druk komen te staan. Tijd om daar eens de aandacht op te vestigen!

Heb je vragen over of wil je van gedachten wisselen met ons? Neem dan contact op met boezelman@hertoghsadvocaten.nl of boer@hertoghsadvocaten.nl.

#446: Wanneer wordt witte was bont?

De relatie tussen de delicten witwassen en valsheid in geschrifte blijft voor interessante jurisprudentie zorgen. In welke situatie kan een vals geschrift als gronddelict voor witwassen kwalificeren en wanneer is het valse geschrift wellicht eerder een middel om de herkomst van de gelden te verhullen? Hierover schreven mr. An Klaasse en mr. Judith de Boer een uitgebreid artikel ‘Een onvervalst causaal verband?’ in Delict en Delikwent. Ook in Vaklunches #420 en #370 schreven wij over dit onderwerp. Een recent arrest van de Hoge Raad gaat ook over dit onderwerp en dit brengen wij in deze Vaklunch graag onder de aandacht.LEES VERDER

Loading new posts...
No more posts